Welk voer is geschikt voor paarden met maagproblemen?
15 min. leestijd
Audio versie – luister gewoon naar dit artikel
Mineralen zijn de basisbouwstenen van het lichaam en onmisbaar voor vitale bevoorradingsprocessen. Maar welke mineralen heeft jouw paard nodig? Vanaf welk moment ontstaat een tekort en op vanaf welk moment spreek je van een overaanbod? Welke gevaren brengt verkeerde verzorging met zich mee?
Mineraalvoer valt onder aanvullend voer en moet de mineraalbehoefte van het paard vervullen. De keuze van een geschikt mineraalvoer is bij het veelvoud aan aanbod niet altijd makkelijk. Het is belangrijk om erop te letten dat de basisratio voer optimaal wordt aangevuld door het mineraalvoer, zonder dat een tekort of overschot ontstaat.
Bij mineraalstoffen wordt onderscheid gemaakt tussen bulkstoffen en sporenelementen. Tot de bulkstoffen, ook wel essentiële mineralen, behoren calcium, fosfor, magnesium, natrium, kalium, chloor en zwavel, het gehalte wordt in aantal gram aangegeven. IJzer, koper, kobalt, zink, mangaan, jodium en selenium behoren tot de sporenelementen en worden in milligram aangeduid.
Het doel is de paarden gezond te houden en ziekten te voorkomen, hiervoor is de juiste verzorging met mineraalstoffen van elementair belang. Aan de ene kant kan de verzorging naar behoefte je paard beschermen tegen infecties en ziekten zoals mok en artrose. Aan de andere kant kunnen ziekten door een tekort juist in de hand gespeeld worden, zoals het bijvoorbeeld bij hoefbevangenheid het geval is.
De aanname dat een paard alle benodigde mineralen uit het gras kan opnemen is niet meer helemaal correct. Anders dan vroeger, toen weiden met inheemse grassoorten, kruiden en struiken beplant waren, vallen ze tegenwoordig juist op door uitputting en een gebrek aan verscheidenheid van planten.
Te goeder trouw laten bezorgde paardeneigenaren bloed analyseren om indien nodig een mineraaltekort te herkennen. In het bloed laten zich echter enkel serumwaarden testen, dus niet de precieze hoeveelheden opgeslagen in weefsels, welke doorslaggevend zijn. De uitslag van bloedwaarde onderzoeken worden daardoor meestal overschat. Een tekort begint veel eerder dan dat het in het bloedbeeld naar voren komt. Een zinvol alternatief kan een haarmineraalanalyse zijn.
De mineraalbehoefte van een paard is afhankelijk van zijn leeftijd, gezondheid, prestatie en de temperatuur, bv. jaargetijden. Oudere, net zoals heel jonge paarden, hebben een andere ondersteuning nodig dan paarden van middelbare leeftijd.
Bij het kiezen van je mineraalvoer dien je je de volgende vragen te stellen:
Op ieder voermiddel zul je een verklaring van de inhoudsstoffen aantreffen. Laat je bij een individueel voeradvies over het geschikte mineraalvoer adviseren of informeer direct bij de producten wat het beste bij je paard past.
Op veel voersamenstellingen kun je lezen: brede calcium:fosfor verhouding. Maar wat betekent dit en waarom is het zo belangrijk?
Calcium heeft de belangrijke functie om de botaanmaak te ondersteunen en te stabiliseren. Een middelgroot paard bestaat voor ongeveer 7 kg uit calcium, 99% daarvan bevindt zich in de botten. Vergelijkbaar is het met fosfor, eveneens een belangrijk bestanddeel van het skelet, rond de 80% is hiervan aanwezig. Daarbij zijn beide essentiële elementen verantwoordelijk voor de energiestofwisseling in de spieren.
De dagelijkse behoefte van een 600 kg zwaar paard dat gemiddelde arbeid verricht, ligt bij ca. 30 tot 40 g calcium en 12 tot 14 g fosfor. De optimale verhouding tussen beide elementen ligt bij paarden op 2:1. Het dient niet onder 1:1 of boven 3:1 te komen.
Een calciumtekort kan door een overaanbod van fosfor versterkt worden. Bij een calcium tekort wordt calcium uit de botten gemobiliseerd, waardoor schade aan de botten, banden en pezen kan ontstaan.
Magnesium is voor het functioneren van spier- en zenuwweefsel, net zoals voor de botaanmaak verantwoordelijk. Een 600 kg zwaar paard, dat gemiddelde arbeid verricht, heeft een behoefte van ca. 10 tot 20 g per dag. Indien graankorrels, graan bijproducten of peulvruchtenhooi (haverhooi) in het rantsoen opgenomen is, dan wordt in de magnesiumbehoefte van het paard meestal voorzien en hoeft er geen suppletie plaats te vinden.
Een tekort kun je herkennen door een verhoogde prikkelbaarheid, spiertrillingen of -krampen en ontstaat bij paarden, die op sterk bemeste weiden grazen en hierdoor slechts een eenzijdige grassoort als voerbasis hebben. Een magnesiumoverschot heeft geen bekende nadelen.
Deze beide essentiële elementen zijn voor het behouden van de osmotische druk en regulering van de zuur-, base- en waterhuishouding verantwoordelijk. De behoefte ligt tussen 3 tot 64 g natrium per dag en 48 tot 135 g chloor per dag, voor een 600 kg zwaar paard.
Het grote verschil duidt erop dat de behoefte proportioneel met de prestatie stijgt. Natrium en chloor worden namelijk in grote mate met het zweet uitgescheiden.
Beide elementen dienen aangevuld te worden, omdat ze in gebruikelijke voermiddelen, zoals hooi of graankorrels, enkel onvoldoende aanwezig zijn. Een zoutliksteen moet bij paarden, behalve veulens, die door een verhoogde zoutopname tot diarree neigen, daarom altijd ter beschikking staan. Ook los veezout is beschikbaar. Paarden kunnen, afhankelijk van hun prestatie, 0,04 - 0,3 g per kg lichaamsgewicht zout per dag tot zich nemen. Indien er aan de liksteen sporenelementen zijn toegevoegd kunnen door de ongecontroleerde opname gevaarlijke overschotten ontstaan. Mineraallikstenen zijn daarom niet aan te raden, omdat de mineraalstofopname ongecontroleerd oploopt.
Een natriumtekort kan zich in de vorm van lik behoefte, aarde eten, gewichtsafname en prestatievermindering uiten. Een overaanbod aan zout kan tot verhoogde wateropname leiden, zodat een waterbron altijd ter beschikking moet staan.
Kalium is verantwoordelijk voor de activiteit van een veelvoud aan enzymen. De dagelijkse behoefte ligt bij ca. 50 mg/kg lichaamsgewicht, dus ca. 30 g bij een 600 kg zwaar paard. Een gebrek komt zeer zelden voor, omdat kalium in de gangbare voermiddelen voldoende voorkomt. Paarden zijn meestal ook erg tolerant voor een overschot. Een uitzondering zijn paarden die aan een hyperkalemische periodieke verlamming lijden (kort HYPP). Deze paarden dienen restrictief van kalium te worden voorzien.
IJzer vormt de basis van het rode spier- (myoglobine) bv. bloedpigment (hemoglobine). Deze twee stoffen zijn verantwoordelijk voor het transport van zuurstof in het bloed. De dagelijkse behoefte van een 600 kg zwaar paard ligt om en nabij de 480 tot 630 mg. Deze behoefte stijgt naargelang de prestatie toeneemt, omdat ijzer via het zweet wordt uitgescheiden. IJzer hoeft over het algemeen niet aangevuld te worden, omdat het in de gangbare voedermiddelen voldoende aanwezig is. Bij hoge mangaangehalten in het voer kan de opname van ijzer verminderd worden. Bij een ijzertekort kunnen prestatievermindering, een verhoogde vatbaarheid voor infecties en een gespannen ademhaling voorkomen.
Zenuw-, bloed-, pigment- en bindweefselaanmaak maar ook de botontwikkeling zijn afhankelijk van het sporenelement koper. De dagelijkse behoefte ligt bij een 600 kg zwaar paard bij ca. 60 tot 90 mg. Gras bevat meestal genoeg koper om de basisverzorging te garanderen.
Verschijnselen van tekorten zijn bij veulens te zien door skeletvervormingen en bij oudere paarden door pigmentverlies in de vacht. Een overschot kan tot leverschade leiden en het zinkgebruik negatief beïnvloeden.
Een veelvoud aan enzymen in de koolhydraat- en eiwitstofwisseling zijn afhankelijk van de aanwezigheid van zink. In bijzondere mate is zink ook verantwoordelijk voor de regeneratie van de huid en slijmvliezen en kan daarom in het bijzonder voor paarden met maagproblemen een belangrijke toevoeging zijn. De sterkte van de hoefwand kan tevens van zink profiteren. De dagelijkse behoefte van een 600 kg zwaar paard ligt rond ca. 550 mg en wordt meestal door het normale voer gedekt en hoeft dus niet aangevuld te worden. Zowel een tekort als een overschot aan zink komt zelden voor.
Mangaan is bekend als cofactor in veel enzymsystemen zoals bv. de mineralen- en vetstofwisseling. Daarnaast is mangaan verantwoordelijk voor de eierstokwerking bij merries. De behoefte ligt bij een 600 kg zwaar paard bij ca. 485 mg per dag en kan door het basisvoer gedekt worden. Kalkhoudende bodem of zandgrond is vaak mangaanarm, hier dient door een mineraalvoer aangevuld te worden.
Verschijnselen van tekorten zijn niet bekend, een overschot kan tot een anemie (bloedarmoede) leiden.
Kobalt komt in Vitamine B 12 voor, hetgeen microbieel wordt gesynthetiseerd. De behoefte ligt bij een 600 kg zwaar paard bij ca. 1,5 mg per dag. Een tekort uit zich als anemie, vachtveranderingen en stilstand van de groei.
Jodium staat voorop in de aanmaak van schildklierhormonen en beïnvloedt zowel de vet- als ook de eiwit- en de koolhydraatstofwisseling en reguleren zo het basaal metabolisme van het paard. Daarnaast beïnvloedt het de botstofwisseling, stuurt het spier- en zenuwstelsel en heeft het invloed op het zuurstofverbruik, de bloeddruk en de lichaamstemperatuur. De jodiumbehoefte van een 600 kg zwaar paard ligt bij ca. 1 tot 3 mg per dag.
In gebieden aan de kust wordt het jodiumgehalte door het basisvoer gedekt, omdat de neerslag jodium bevat, heel anders is het hier in de Alpen, hier is het jodiumgehalte in het voor laag en moet het door mineraalvoer gebalanceerd worden. Hiervoor zijn jodiumhoudende voedermiddelen zoals zeewier of veezout verrijkt met jodium geschikt. Een jodiumtekort kan tot verminderde eetlust, haaruitval en in het ergste geval tot een kropvorming (struma) leiden. In tegenstelling tot een jodiumtekort leidt een overschot aan jodium tot een verhoogde synthese van schildklierhormonen, wat zich uit door het vermageren van het paard, ondanks goede voeropname.
Selenium heeft een beschermende functie voor de celmembranen in het lichaam. De behoefte van een 600 kg zwaar paard ligt bij ca. 0,9 tot 2 mg per dag. Het seleniumgehalte van het voer is afhankelijk van de respectievelijke bodem. Zure plaatsen, zoals zand- of turfbodems hebben een laag seleniumgehalte, vergelijkbaar met graangewassen. Enkel lijnzaad heeft een hoog gehalte (ca. 3 mg/kg). Het is daarom raadzaam om een mineraalvoer te gebruiken met een seleniumgehalte tot 1,5 mg selenium/100 g. Weilanden kunnen baat hebben bij bemesting met 10-20 g selenium/ha.
Een tekort kan tot een verminderde infectie afweer leiden. De tolerantie ten opzichte van een seleniumoverschot bij paarden is zeer gering.
Vanaf een gehalte van 2 mg selenium/ kg droge voersubstantie kan van seleniumvergiftiging worden gesproken. Het loslaten van de hoefwand, haarverlies en aspecifieke kreupelheden kunnen het gevolg zijn.
Sporenelementen zoals fluor, molybdeen, chroom, tin en boor zijn voor het paardenorganisme essentieel en komen voldoende voor in de normale basisvoeding.
Individuele mineraalstoffen hebben wisselwerkingen, waaraan bij suppletie gedacht moet worden.
Dat is bijzonder relevant indien een preparaat bestaande uit 1 stof gevoerd wordt. Zink, ijzer en molybdeen verhinderen bv. de koperopname, net zoals een overaanbod van calcium tot een verminderde magnesium-, zink-, mangaan- en koperopname leidt.
Op onze onderwerp pagina over voeding van paarden met maagproblemen vindt je veel meer informatie over paardenvoeding.
Paarden met maagproblemen hebben extra ondersteuning nodig. Het is belangrijk om te weten, welke voedermiddelen geschikt zijn voor jouw paard en welke beter vermeden kunnen worden.
Equine 74 Gastric
Buffert het overtollige zuur in de paardenmaag in plaats van het te blokkeren.
Equine 74 Stomach Calm Relax
Ondersteunt de nerveuze paardenmaag in stressvolle situaties.