Gewichtsverlies bij uw paard: 10 vragen om de oorzaak op te sporen!
4 min. leestijd
Audio versie – luister gewoon naar dit artikel
Bij het onderwerp paardenvoeding kom je steeds weer het begrip "voeren op basis van behoefte" tegen. Maar wat houdt dit synoniem "voeren naargelang behoefte" eigenlijk in? En ken jij de behoefte van jouw paard?
Een rantsoen passend bij de behoefte is de basis van het behoud van de gezondheid van paarden. Om een paard naar behoefte te kunnen voeren, heb je informatie over de afzonderlijke voedermiddelen en kennis over de beperkingen van het voeren van paarden nodig.
Hier krijg je een overzicht en kun je direct naar de volgende hoofdstukken gaan:
Welke waarden gebruik ik voor een rantsoenberekening voor paarden?
Wat is het verschil tussen de onderhouds- en prestatiebehoefte van paarden?
Krachtvoer voor paarden: waar dien je bij de rantsoenberekening op te letten?
Hoe hoog mag het eiwitgehalte in het rantsoen van mijn paard zijn?
Welke invloed heeft de rantsoenvorming op de maaggezondheid van paarden?
Voor een accurate rantsoenberekening zijn er computergestuurde berekeningsprogramma's, die je tot op de laatste gram, een aan jouw paard aangepast rantsoen, uit laten rekenen.
Uiteindelijk kan echter geen PC in deze wereld een slecht voorkomen of veranderd gedrag van jouw paard herkennen. Daarom geldt: wees waakzaam en hou je paard in de gaten, want vaak kun jij uiterlijke veranderingen sneller herkennen. Om zulke veranderingen bij te houden in de toekomst, hebben we het Equine 74 Maagdagboek ontwikkelt. Kijk hier eens en ervaar hoe het dagboek is opgebouwd en hoe je het kunt gebruiken!
Bij een zinvolle ranstoenvorming is het belangrijk om erop te letten welke voedermiddelen überhaupt geschikt zijn voor paarden, met andere woorden welke geen intolerantie bij het dier oproept, smaakvol zijn en een passend voedingsstoffengehalte bevatten. Daarbij dient er eerst op voldoende dekking van de energie- en eiwitbehoefte gelet te worden, daarna worden de mineraalstoffen en vitaminen erbij betrokken.
Ontbreekt er aan het rantsoen een van deze, is een aanvulling van voedingssupplementen nodig, om het rantsoen gebalanceerd te ontwerpen.
De basis van een rantsoenberekening is altijd het ruwvoer. Indien hierdoor de energie- en voedingstoffenbehoefte niet gedekt kunnen worden, dient het rantsoen met behulp van andere voedermiddelen in evenwicht te worden gebracht.
Om een paard niet met energie- en voedingsstoffen over- of onder te verzorgen, is het van belang om altijd op de totaliteit van het rantsoen te letten, met andere woorden niet enkel het gehalte van het krachtvoer telt, maar ook die van het ruwvoer, gras etc.. Met name bemestingsmaatregelen en oogsttijden hebben invloed op het voedingsstof- en energiegehalte. Daarnaast is de voerkwaliteit erg belangrijk.
Het lichaamsgewicht is een belangrijke parameter bij de berekening van de behoefte. Het achterhalen van de lichaamsmassa is op verschillende manieren mogelijk. Het kan geschat worden, gewogen of berekend. Je kunt je paard op een vrachtwagen- of paardenweegschaal laten wegen. Heb je geen weegschaal ter beschikking, kun je ook met behulp van een flexibel meetlint en de "Carroll en Huntington formule" het gewicht van je paard uitrekenen. De formule is als volgt: (borstomvang in cm x borstomvang in cm x lengte in cm) / 11.87 = het gewicht van je paard in kilogram.
Het begrip "naar behoefte" met betrekking op de voeding richt zich onder andere op de energiehuishouding. Energie wordt in het organisme in de vorm van voer geleverd en wordt met de eenheid Mega Joule (MJ) aangegeven. Een paard kan echter niet alle energie die gevoerd wordt ook volledig benutten, maar verliest delen van de energie, bv. door het produceren van urine of warmte. In de afbeelding kun je verschillende energieniveaus zien.
De behoefte aan energie en voedingsstoffen stijgt echter niet lineair met de lichaamsmassa, zodat voor de berekening van de behoefte met het metabolische lichaamsgewicht wordt gerekend (lichaamsmassa met de exponent 0,75). Bij een warmbloed met 600 kg aan lichaamsmassa is de metabolische lichaamsmassa 121,23 kg (600^0,75). De onderhoudsbehoefte van een 600 kg zwaar paard is 0,52 MJ/kg lichaamsmassa^0,75, dit komt neer op 63 MJ.
Om een precieze rantsoenberekening te kunnen maken, dien je dus de energiewaarde van de afzonderlijke voedermiddelen te kennen. Een paar daarvan zijn in de volgende tabel opgenomen.
Op de verpakking van paardenvoer zal je echter geen vermelding over de energiegehalten vinden, omdat ze daar volgens regels omtrent paardenvoer niet weergegeven mogen worden.
Wil je niet van geschatte waarden uitgaan en de gehalten van je voedermiddelen precies uitrekenen, biedt zich de voedermiddelanalyse aan. Hiervoor kun je voedermiddelen zoals hooi of haver door Eurofins Agro laten analyseren. Zo kom je bij Eurofins Agro.
De verse substantie van voedermiddelen laat zich in vele afzonderlijke bestanddelen opsplitsen. Voor een rantsoenberekening heb je de volgende waarden nodig:
Aan de hand van de Weender-Analyse kunnen de analytische bestandsdelen berekend worden. De waarde van ruw eiwit, - vet en -vezel staan op de verpakking van het voedermiddel. "Ruw" betekent in deze context dat stofgroepen met dezelfde eigenschappen samengevat worden. Niet voorhanden zijn de stikstofvrije extractstoffen (zetmeel, fructaan, suiker en oplosbare vezeldelen). Deze kun je als volgt berekenen:
100-% Ruw eiwit - % Ruwvezel - % Ruw as - % Ruw water = Stikstofvrije extract
Het ruwe as gehalte vind je op de verpakking, terwijl het ruw watergehalte het verschil is tussen het gewicht en de droge stof. Indien voor de droge stof geen waarde bekend is, kun je met 10% rekenen.
Invloed op de berekening heeft echter niet alleen het bruto-energiegehalte (BE) van het voer, maar ook de verteerbaarheid, want zoals hierboven reeds vermeld, gaat via meerdere energieniveaus energie verloren, die het paardenorganisme uiteindelijk niet ter beschikking staan.
We berekenen even een voorbeeld:
De volgende factoren zijn beschikbaar.
De metaboliseerbare energie (ME) kun je vervolgens als volgt berekenen:
% Ruwe voedingsstoffen x Bruto energiegehalte x % Verteerbaarheid / 10.000
Voorbeelden voor een voedermiddel:
Rekenmethode:
(10x 23,0x80/10.000)+(12x38,1x70/10.000)+(9x17,2x35/10.000)+(100-10-12-9-10-10)x(17,2x80/10.000)= 12,3 MJ ME / kg
Dan rest de vraag: hoe hoog is eigenlijk de energiebehoefte van een paard?
De energiebehoefte van een paard is afhankelijk van meerdere factoren, zoals bv.:
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de onderhouds- en prestatiebehoefte. De onderhoudsbehoefte beschrijft de noodzakelijke energie die een paard voor het behoud van vitale functies nodig heeft, bv. om zijn stofwisseling en de functie van zijn organen overeind te houden.
Volgens het Gezelschap voor Voedingsfysiologie word voor een 600 kg zware warmbloed in boxhuisvesting een energiebehoefte van ca. 63 MJ berekent. Uitgaande van hooi met 6 MJ/ME, 86 % drogestofgehalte, zou de onderhoudsbehoefte (63 MJ ME) dus met 12,22 kg hooi/dag gedekt worden (berekening: 63:6=10,51; 10,51:0,86= 12,2).
Als basisregel kun je zeggen dat de energiebehoefte ten opzichte van de onderhoudsbehoefte bij lichte arbeid tot 25%, bij gemiddelde arbeid tot 50% en bij sterke belasting tot boven de 50% stijgt. Een verhoogde prestatie levert een paard bv. gedurende de groei, tijdens de lactatie of tijdens wedstrijden.
Een kg haver bevat reeds ca. 11 MJ energie, dus bijna twee keer zoveel als hooi. Bij het voeren van 1 kg haver per dag ziet de berekening er als volgt uit: 10 kg hooi + 1 kg haver = 80 MJ ME + 11 MJ ME = 91 MJ ME.
Hier valt al op dat de prestatie door veel paardeneigenaren vaak overschat wordt en het paard daardoor boven zijn behoefte gevoerd wordt (91 MJ ME in plaats van de benodigde 63 MJ ME). Overvoeren kan op de lange termijn tot gezondheidsproblemen, zoals overgewicht, leiden en dient door een verhoogde hoeveelheid lichaamsbeweging in evenwicht te worden gebracht.
De tabel is een richtlijn over de hoeveelheden ruw- en krachtvoer (kg) die je paard, afhankelijk van zijn prestatie, nodig heeft. Alleen als een paard meer energie nodig heeft dan er aan ruwvoer gevoerd wordt, dien je krachtvoer te geven. Als vuistregel wordt minstens 1,5 kg ruwvoer/ 100 kg lichaamsgewicht gerekend.
Energie kan ook in de vorm van vetten aan het organisme verstrekt worden en wordt als alternatief van zetmeel gebruikt. Hier geldt: maximaal 1 g olie/ kg lichaamsgewicht per dag. Het beste kun je meerdere kleine porties over de dag verdeeld voeren met een hoog gehalte aan onverzadigde vetzuren, omdat deze bijzonder verteerbaar zijn.
Er zijn bij de rantsoenberekening enkele beperkende factoren - ook restricties genoemd. Deze waarden dienen niet over- of onderschreden te worden. Bij krachtvoer dient vooral op het zetmeelgehalte van de afzonderlijke voedermiddelen gelet te worden. Paarden hebben een hoge beschikbaarheid van zetmeel in de dunne darm nodig, ook wel prececale verteerbaarheid genoemd.
Wordt dit niet gewaarborgd, dan kan het zetmeel in de dikke darm afvloeien en wordt daar door darmbacteriën gefermenteerd. Het komt dan tot een ophoping van lactaat en korte keten vetzuren, waardoor de pH-waarde in de darm daalt en er een verandering in de darmflora ontstaat. Kolieken kunnen hier het gevolg van zijn.
Gedurende het thermische afbraakproces van granen kan de prececale verteerbaarheid verhoogd worden, dit geldt in het bijzonder voor gerst en maïs.
Voor een berekening van de behoefte wordt een maximum van 0,3 kg/100 kg lichaamsgewicht per maaltijd aan krachtvoer (max. 1 g zetmeel/kg lichaamsgewicht) aangegeven.
Bij overaanbod met eiwit wordt het overtollige stikstof in de vorm van ureum via de nieren uitgescheiden. Bij paarden met bekende lever- of nierziekten dient eiwit spaarzaam in het rantsoen ingezet te worden.
Er geldt: 2,5 tot maximaal 3 g verteerbaar ruw eiwit/ ka lichaamsgewicht. Volgens de normen voor proteïne en energie dient per 1 MJ energie 5 g verteerbaar ruw eiwit gevoerd te worden, zodat de quotiënt bij 5:1 ligt.
Mineralen zijn in alle voedermiddelen te vinden, in sommige meer in andere minder. Ook hier is het weer van belang op het totaalgehalte van het rantsoen te letten. Een mineraalvoer kan een tekort in de mineralenhuishouding vereffenen. Hier lees je welke mineralen jouw paard met maagproblemen kunnen ondersteunen. Je dient er attent op te zijn dat mineraalstoffen wisselwerkingen hebben, zo kan een aanvulling met zink bv. het kopergebruik beïnvloeden. Pure mineraaladditieven dienen daarom enkel zorgvuldig en het beste op advies van een voedermiddeladviseur of dierenarts gegeven te worden. Want een overaanbod kan net zoals een tekort tot gezondheidsklachten bij paarden leiden.
Belangrijk bij het tot stand komen van het rantsoen is de verhouding van calcium tot fosfor, deze dient bij 2:1 te liggen.
Het steppedier paard is een voortdurende eter en is gewend aan energiearm, vezelrijk voer.
Maagzuur wordt voortdurend geproduceerd, speeksel daarentegen enkel gedurende het kauwproces. Als gevolg hiervan dient een paard zoveel en lang mogelijk te kauwen om bicarbonaat, hetgeen in speeksel voorhanden is, naar de maag te geleiden, wat hier dient als natuurlijke maagzuurbuffer. Als het paard niet voldoende ruwvezels of juist te grote hoeveelheden krachtvoer eet, kan dit het natuurlijke evenwicht verstoren en in het ergste geval tot irritatie van het maagslijmvlies of maagzweren leiden.
Dit heeft natuurlijk invloed op de samenstelling van het rantsoen voor een paard met maagproblemen. Hier dient meer dan anders extra aandacht besteedt te worden aan een ruwvoerrijk rantsoen.
Op onze onderwerp pagina over voeding van paarden met maagproblemen vindt je veel meer informatie over paardenvoeding.
Paarden met maagproblemen hebben extra ondersteuning nodig. Het is belangrijk om te weten, welke voedermiddelen geschikt zijn voor jouw paard en welke beter vermeden kunnen worden.
Equine 74 Gastric
Buffert het overtollige zuur in de paardenmaag in plaats van het te blokkeren.
Equine 74 Stomach Calm Relax
Ondersteunt de nerveuze paardenmaag in stressvolle situaties.